Johanna Berendina Scholten (1890-1945)
Vergeten Naardense verzetsvrouw

SPIEGELSCHRIFT
De einderedacteur van de Bussumse buurtglossy Spiegelschrift vroeg mij voor het voorjaarsnummer van 2025 in het kader van de 4 mei herdenking voor een artikel. (Zie pagina 86 t/m 89.)
Ik wist direct over wie ik het wilde hebben: over Johanna Scholten, de vergeten verzetsvrouw van de Zwarteweg. Haar naam was ik wel eens tegengekomen, maar veel over haar is/was niet te vinden. Dus ging ik op onderzoek uit.
Voor genoemd tijdschrift krijg ik altijd de beschikking over een beperkt aantal woorden.
Voor wie meer wil weten over Johanna Bernedian Scholten stelde ik onderstaande tekst samen.
DE VERGETEN VERZETSVROUW JOHANNA BERENDINA SCHOLTEN (1890-1945)
Het gezin Scholten
Op 13 maart 1890 trouwde de uit Vorden afkomstige Geerhard Scholten (geboren 08-07-1865) in Bussum met de 19-jarige Aleida Heerdink (Brummen, 04-12-1870). Scholten was toen 25 jaar en spoorwegbeambte bij de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij. De aanleg van de Oosterspoorweg, op 18 juli 1874 kwam de eerste trein aan op station Naarden-Bussum, zorgde voor veel werkgelegenheid.
Het jonge echtpaar ging wonen in Bussum, ‘c 100, C28 buiten’, waar ruim een maand later (!) op 25 april 1890, hun eerste dochter Johanna Berendina Scholten werd geboren. Het zal een ‘moetje’ geweest zijn.
Ook dochter Derkjen werd op 24 juni 1892 in Bussum geboren. De derde dochter, Maria Gezina, kwam in 26 juli 1893 in Huizen ter wereld. Er werd nogal wat verhuisd. Eerst nog een keer binnen Bussum (18 januari 1894, Beerensteinerlaan 63), toen naar Huizen, vandaar uit naar Amsterdam (31 juli 1895, Czaar Peterstraat 67). En vervolgens naar vaders geboorteplaats Vorden. Lang hebben ze daar niet gewoond, Geerhard overleed op 26 januari 1898. Hij was pas 33 jaar.

Zijn jonge weduwe verhuisde al op 17 februari 1898 met haar dochters weer terug naar Bussum, waar ze op de Kromme Englaan 2 gingen wonen. Vijf jaar later (5 januari 1903) hertrouwde Aleida met Adrianus Arnoldus van Hemert, ze betrokken een bescheiden woning aan de Zwarteweg 78 (niet 799 of 797). Dochter Maria Gezina woonde bij hun in, en stond geregistreerd als ‘dienstbode’ totdat zij op 15 mei 1922 trouwde met tandarts Cornelis Meindert van Hoeve. Adrianus overleed op 7 december 1929.
(Derkje was op 6 augustus 1919 in Naarden getrouwd met Pieter Anton Marie Vinck. Uit dit huwelijk werd op 3 december 1920 Louis Pierre geboren. Op 6 oktober 1941 werd de scheiding uitgesproken.)

Bijzonder is dat Johanna vanaf 14 januari 1903 ook op de Zwarteweg woonde en wel op nummer 62, in een mooi villaatje. Of ze een opleiding heeft genoten, waar ze van leefde, is niet bekend. Ze bleef ongehuwd.
Verzetsgroepen rond Dubelaar, Reeskamp en Dobbe
Drie verzetsgroepen van het eerste uur in het Gooi waren afkomstig uit respectievelijk Naarden, Bussum en Hilversum: de groep (Marinus) Dubelaar, de groep rond Gerard Reeskamp en de groep onder leiding van Theo Dobbe. Aanvankelijk werkten zij samen. Een van hun activiteiten was het stelen van wapens, munitie en explosieven die na de mobilisatie waren achtergebleven in de kazematten van Naarden Vesting.

Ook Johanna raakte al snel betrokken bij het verzet. Een deel van het door deze groepen buitgemaakt wapenarsenaal werd verborgen in haar tuin aan de Zwarteweg. Het is niet onwaarschijnlijk dat zij daarvoor een extra septictank liet aanbrengen. Ze woonde alleen, had een bescheiden tuin, en toch vond men daar na de oorlog twee septictanks. Evenals een dubbel houten schot boven de deur in het voorportaaltje van haar woning. Ook daar zou zij wapens verborgen hebben.

Johanna had contact met de in Laren woonachtige Albert Schlösser. Slösser was een Duitse emigrant, die onder het pseudoniem ‘Albert Meister’ al op tal van wijzen illegaal werk deed en samengewerkt zal hebben met Dobbe.
In de voormalige concertzaal van Artis aan de Plantage Kerklaan 36-38 bevond zich tijdens de Tweede Wereldoorlog het bevolkingsregister van Amsterdam, met daarin onder andere de gegevens van circa 70.000 Amsterdamse Joden. Een kunstenaarsverzetsgroep, met als leiders Gerrit van der Veen en Willem Arondéus (schuilnaam Smit), pleegde in de nacht van 27 maart 1943 een aanslag op dit belangrijke bevolkingsregister om de gegevens te vernietigen.
Ook Slösser was bij deze aanslag betrokken. Hij zorgde voor een deel van de voor deze aanslag benodigde explosieven: ca. 12 kilo trotyl alsmede slagkoorden en slaghoedjes die in kistjes verborgen waren in de tuin van Johanna.
Arondeus liet die kistjes ophalen door zijn koerier Joop Hoogsteder, die ze naar de woning van Sandberg in Amsterdam-Zuid bracht. Arondéus en Frieda namen de kistjes in ontvangst. Voor de tweede hoeveelheid explosieven zorgde freule Mechteld Cornelia van Hardenbroek van Ammerstol, een vriendin van Sandberg. Die werden vanuit Utrecht naar Amsterdam vervoerd.


Frieda Belinfante, een van de eerste vrouwelijke dirigente van Nederland, had zich ook aangesloten bij de verzetsgroep van Van der Veen. Zij had een aanzienlijk aandeel in het bedenken van het plan voor de aanslag (en connecties met Jacoba van Tongeren, leider van de Groep 2000.)

De aanslag lukte, alhoewel het uiteindelijke effect minder was dan verwacht. Vijf dagen na de aanslag werd Hoogsteder, die voor de aanslag zijn mond voorbij had gepraat, gearresteerd. Hij werd gemarteld en sloeg door. Tijdens de voorbereidingen was hij als koerier bij veel betrokkenen aan huis geweest. Hij gaf de SD alle namen die hij wist en alle adressen en onderduikadressen die hij kende.
Belinfante wist te ontsnappen, maar moest na deze aanslag een andere identiteit aannemen: ze vermomde zich als man, compleet met bijpassende bril en hoed.
Kort daarop werden alle plegers van de aanslag opgepakt, alsmede een aantal handlangers zoals Johanna. Zij werd op 2 april 1943 gearresteerd en naar het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg in Amsterdam gebracht, waar zij uiteindelijk een jaar gevangen zat. Ook zij zal hardhandig zijn ondervraagd, maar ze heeft niet één naam genoemd.
Voor het strafproces werden twee dagen uitgetrokken, 26 en 28 juni 1943. De grote hal van het Koloniaal Instituut in Amsterdam diende als rechtszaal.
Johanna kreeg levenslang. De straf zal haar zijn opgelegd omdat wapens verbergen niet haar enige verzetsdaad was. Volgens haar moeder had ze een krantenbedrijf (illegale pers), werkte ze voor de spionagedienst van Udo de Haan en voor de groep Albert Slösser. Volgens een CPN-lid hielp zij daarnaast ook joden en verzorgde zij onderduikers.

Via het Oranjehotel in Scheveningen is Johanna, samen met Trix Terwindt en Geertruida Solleveld, naar het beruchte vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück (38381) gedeporteerd, waar zij op 11 mei 1944 aankwamen. Op 3 of 5 januari? 1945 overleed Johanna Berendina Scholten daar op 54-jarige leeftijd in dat vreselijke kamp. Officieel aan ziekte, dysenterie?
Pas op 6 juli 1951 werd haar dood officieel opgetekend.

Vreemd is dat haar moeder, gezien de ondertekening op het formulier voor de Erelijst van de CPN, op de vraag ‘Wat bent u van gevallene (vader, moeder, verloofde, vriend, enz.)’ antwoordde ‘zuster’.
Op datzelfde formulier noemt zij bij de vraag ‘Welke personen kunnen wellicht meer inlichtingen verstrekken (met adres)’ ’Mevrouw Oorschot, Meentweg 31 of 32 Bussum (over Ravensbrück) en Albert Slösser, Paveljoensweg 6, Laren N.H. (over illegaal werk).
Jitske Oorschot-Ouwerkerk (1901- ?) was pianolerares in Bussum en kwam met het ‘communistentransport’ op 2 oktober 1942 aan in Ravensbrück (nr. 14191). Zij zou leidster geweest zijn van de kolenkolonie. In maart 1945 ging Jitske met het NN-transport naar Mauthausen (2305) en kwam vrij via Zwitserland.

Gerrit van der Veen werd kort na zijn arrestatie op 10 juni 1944 in de duinen bij Overveen geëxecuteerd. In de oorlog zaten twee van zijn dochtertjes ondergedoken bij de familie De Bruijn-Hartog in de Graaf Wichmanlaan 50 in Bussum.
In het CPN archief schreef een niet nader bekend persoon:
‘Ze was niet bij de CPN aangesloten, maar sympathiseerde volkomen met ons. Heeft in de oorlog alles aangepakt wat de bezetter kon schaden. O.a. illegale pers (de Waarheid), joden helpen, spionage, onderduikers verzorgen, enz., enz.. Heb haar van nabij gekend en heb zeer veel respect voor haar. Heeft bij haar verhoren nimmer namen genoemd. Een vrouw uit een stuk.’
De vele gezichten van Vrouwen in Verzet


Sinds november 2021 is in het Noord-Hollands Archief te Haarlem een permanente expositie te zien, getiteld De vele gezichten van Vrouwen in het Verzet. (Toegang gratis.)
Daarin krijgen Noord-Hollandse verzetsvrouwen een naam en een gezicht.
Ook daar veel aandacht voor Hannie Schaft. Haar pistool ligt in een van de vitrines. Dat is de reden dat de directeur van dit museum jaarlijks zijn wapenvergunning moet verlengen.
Maar ook minder bekende, maar even zo dappere verzetsvrouwen worden daar genoemd. Zoals Elise Dammers, Henriëtte Pimentel waar ik eerder over schreef, en Johanna Scholten.



BRONNEN
Gooi en Vecht Archief;
Noord-Hollands Archief;
Nationaal Archief;
Wiewaswie.nl;
Utrechts Archief;
Archief CPN;
Toni Boumans. ‘Een schitterend vergeten leven; de eeuw van Frieda Belinfante’;
S. Remmerts de Vries ‘Verzetsman Rinus Dubelaar en de Naardense wapenroof’, Nederlands Vestingmuseum;
Lou de Jong, deel 6 Kon. der Ned. in WO2, pag. 718;
‘Naspeuringen van Paul Theelen: Verzetsstrijder Albert Schlösser’.
Met dank aan Adrienne Baars