Bussumse bijnamen

Over Jan Onweer, Hap zonder kin, Etter en Bloed, de Beeldenstormer en zo meer

‘Beeldenstormer’ pastoor H. van den Bergh

Gebruik van bijnamen was heel gewoon

Bijnamen zijn uit de mode geraakt. Maar zeker in de periode van 1880 tot 1930 hadden veel Bussummers er wel degelijk een.
Een belangrijke reden om bijnamen te gaan gebruiken was dat, vooral binnen grote families, gedurende vele generaties telkens weer dezelfde voornamen terugkwamen. Denk aan de families Krijnen, Majoor, Ruizendaal , Van den Berg en Fokker.
Hoe houd je de Jannen, Harmens, Hermannen, Knelissen, Pieten en Henken dan nog uit elkaar?!
Zo werden de Herman Krijnen’s ‘Herman Tut’ en ‘Tarwebroodje’. En de Harmen van den Berg-en ‘De Ark van Noach’ (hij woonde in een woonschip in de Bussumse haven), ‘Rooie Harmen’ en ‘Jan Donderop’.

Meerdere redenen

Daarnaast was het gebruik van bijnamen een manier om onder elkaar over personen te praten zonder dat buitenstaanders begrepen over wie het ging. Jopie Bakker werd ‘De Márritol’ genoemd. Ze pruimde, dronk en rookte sigaren.
Ook kwam het voor dat iemand in verschillende groepen een andere bijnaam had. 

Hap zonder kin’ was de waarzegster uit de Baaienrokkenbuurt (Korte Landstraat).
Frits Stallman was ‘De man met het velletje over zijn neus’.
Etter en bloed’ de timmermannen Schimmel en Vrakking.
‘Stap allemachtig’ de bijnaam voor professor Pooters uit de Batterijlaan, van beroep ‘Zonderling’.
Jan van den Berg, huis-, decoratie- en rijtuigschilder en mede-oprichter van Harmonie Crescendo, noemde men ‘de Kwak’.

Jan van den Berg met gezin

Bijnaam – scheldnaam

Bijnamen waren in principe niet bedoeld als scheldnaam. Maar omdat ze vaak gebaseerd waren op uiterlijke kenmerken, waren ze vaak niet fijngevoelig en kwam het soms hard aan.
De gebroeders Van Eijden heetten resp. Rijk ‘de Kiek’, Willem ‘de Zog’ en Gijs ‘de Lijster’.
Met ‘De Beeldenstormer’ werd pastoor H .v.d. Bergh bedoeld.


Vanwege zijn altijd boze blik werd Jan Griffioen ‘Jan Onweer’ genoemd. Op het dak van zijn varkensstal had hij de tekst ‘Veel geschreeuw, weinig wol’ geschilderd. Maria Mispelblom Beijer-Theunissen schilderde Jan’s boerderij, zij werd ‘Het vogelvrouwtje’ genoemd.
Willem v.d. Brink, de oudste Bussumse snoepwinkelier, lengte 1.50 m., kreeg als bijnaam ‘Wessie Pot’ en
schaapsherder Matheus Boel was beter bekend als ‘Teus de Bok’.

De gebroeders Krijnen kregen als bijnamen Tijmen Poep en Jan Scheet.
Er zijn verschillende lezingen over de herkomst van deze laatste twee bijnamen: vanwege de lucht die nu eenmaal altijd rond een boerderij hangt, of omdat Tijmen als mesthandelaar vaak met een mestkar door het dorp reed. Nazaten gingen door het leven als de Krijnens van de Poep.
Rijk van Eijden kreeg de bijnaam ‘De Kiek’.

Bijnamengebruik nagenoeg uitgestorven

Na 1930 kwamen er nauwelijks nieuwe bijnamen bij, het gebruik stierf geleidelijk uit.
In het archief van de Historische Kring Bussum waren verschillende lijsten van Bussumse bijnamen te vinden. Aan mij de schone taak om daar één geheel van te maken, of eigenlijk twee: een lijst alfabetisch op de werkelijke namen en een alfabetisch op de bijnamen.

Daarop prijken bijnamen als Aard Onderbroek, de Bibber, de Bunzing, de Dooienloper, ’t Eeuwige Lichtje, Gekreukelde Krant, Jaantje de Bietenbek, Jan Natneus, Kakedrol, Kop en Kont, Leen Tiet, Onze Lieve Heertje, de Pispilaar, Rozenkransje, de Soeplip en de Zak.

Ruim 200 Bussumse bijnamen zijn inmiddels opgetekend. De genoemde lijsten zijn in te zien bij het documentatiecentrum van de Historische Kring Bussum. Of bij mij op te vragen.
Aanvullingen zijn uiteraard van harte welkom!

PS. Naar aanleiding van mijn inventaris schreef ik een kort artikel in BussumsNieuws over dit onderwerp. Verschijningsdatum was 9 november 2017.

BRONNEN

‘Bijnamen in Bussum tussen 1880 en 1930’, M.J.M. Heyne.
‘Kent u ze nog… de Bussummers’, M.J.M. Heyne, Europese Bibliotheek 1974.