Lazarotje

Ik had jullie nog een dierenverhaal toegezegd. Niet zo spectaculair als die over mijn Fiesta-gaai, die overigens nooit zo wereldberoemd zal worden als ‘het beest van de week’: de WK-duif.
Maar ook onderstaand verhaal sterkt mij in mijn overtuiging dat ik een sterk hart moet hebben.

In de aanloop naar de verkiezingen werd poes Otje ziek. En zieker. Op de dag des Heren togen we naar een spoedkliniek in Amsterdam. Ze konden er niet veel van maken.
Thuisgekomen viel poes van slapte bijna van de trap. Dus sloten we haar maar even op in de serre. Maar omdat een dergelijke quarantaine meestal een voorbode is voor een dierenartsbezoek, en onze Ot daar doodsbang voor is, was dit toch geen goed idee.

We lieten haar los. Waarna ze ondanks haar toestand kans zag om als een speer de kelder in te duiken. En zich te verstoppen in de kruipruimte, die alleen toegankelijk is voor dit formaat huisdieren.
Ze kwam er niet meer uit, alle lieve woordjes die ik haar toeriep ten spijt. Het was muisstil, daar in de catacomben van ons huis. Toen ze uren later nog niet boven water was, bleef er maar één conclusie over: ze had zich teruggetrokken om rustig dood te gaan. Ik troostte me met de gedachte dat ze een mooi en goed leven had gehad. Beter dan menig kind elders in de wereld.

Maar het idee dat ze in de kelder lag weg te rotten, was wel naar. En bovendien zou het in huis flink gaan stinken als we er niet in zouden slagen haar er toch uit te vissen. ´s Avonds laat probeerde ik haar met een looplamp te traceren, zonder resultaat.
De volgende morgen stond ik verdrietig op. Twintig jaar lang hebben we katten gehad (afgezien van de 30 cavia´s, de twee konijnen en de hamster die ik in mijn pubertijd ´hield´). Aan de huisdieren-periode was nu een definitief einde gekomen. Kinderen het huis uit, poezen dood, stil in huize Stalman-de Broekert.

Ik probeerde me zelf op te beuren met de voordelen: geen poezenharen meer, geen oppas regelen in vakanties en fijn voor allergischen onder ons. Rigoureus gooide ik het overgebleven kattenvoer weg, deed kussens in de was, en pakte de stofzuiger. Na de begane grond was de bovenverdieping aan de beurt. Otje was altijd erg bang geweest van de stofzuiger. Nou, daar heeft ze nu geen last meer van, dacht ik nog.
Ik begon de laatste haren onder het bed weg te zuigen. Om vervolgens ongeveer een hartstilstand te krijgen toen jawel Otje langs me heen scheerde! Nog behoorlijk ziek, maar wel in het rijk der levenden.

Ik leverde haar af bij onze eigen dierenarts, die haar nader wilde onderzoeken. Thuisgekomen voorzag ik de kruipgaten van gaas, een gewaarschuwd mens telt voor twee. Toen de rest van de kelder ook maar eens een schoonmaakbeurt gegeven. Waaronder de afzuigmond van de droger. Ik zette de stofzuiger aan, en zoog er een grote pluizenbal uit die aan de slang bleef zitten. Toen ik die handmatig wilde verwijderen, zag ik dat het een gemummificeerde kikker was, die ooit moet zijn ‘meegedroogd’ en waarvan de pootjes uit de bal staken. Ik gilde het weer uit, lanceerde de kikker door de kelder, waarna ik er weer naar op zoek moest om het beest definitief te kunnen verwijderen.

Met poes is het helemaal goed gekomen. Voor de derde keer herrezen uit de dood. Als kitten was ze op sterven na dood geweest. Evenals na haar sterilisatie. Snikkend op de bank hadden de kinderen en ik toen afscheid van haar genomen. Echtgenoot Pierre toog naar de dierenkliniek om haar af te laten maken, maar kwam kort daarna MET poes weer huiswaarts! Onze eigen dierenarts vond dat haar ogen nog teveel levenslust uitstraalde. Ze knapte inderdaad op, en negen jaar lang was er geen vuiltje meer aan de lucht.

Ze is dus inmiddels wederom opgeknapt. De dierenarts heeft haar omgedoopt tot Lazarotje.